Herman Bang

Herman Bang werd geboren op 20 april 1857 in Asserballe op het Deense eiland Als als derde kind in een rij van zes. Zijn vader was dominee. In 1864 tijdens de oorlog tussen Pruisen en Denemarken verhuist de familie naar Horsens en in 1871 naar Tersløse op Sjælland. Zijn moeder is eerder dat jaar overleden. Herman Bang bezoekt de middelbare school in Sorø op Sjælland en begint in 1875 aan een rechtenstudie in Kopenhagen. Hij maakt de studie niet af omdat toneel en literatuur een groot deel van zijn tijd in beslag nemen. Vanaf 1875, nadat zijn ouders zijn overleden (zijn moeder in 1871 en zijn vader in 1875) woont hij bij zijn grootvader (vaders vader), die een hoge ambtelijke positie bekleed en daarnaast gedichten schrijft.

Na de dood van zijn opa in 1877 probeert Herman Bang zijn geluk als toneelspeler, maar hij komt niet door de toelating. In plaats daarvan vindt hij in 1878 een baantje als journalist bij Jyllands-Posten (een nu nog bestaande krant) en een paar maanden later bij de Morgen-Telegraphen, een krant die slechts drie maanden bestaat, maar in die drie maanden weet Herman Bang zich te laten zien als een bedreven literatuurrecensent. Zo goed dat de hoofdredacteur van de konservatieve krant Dagbladet hem inhuurt om twaalf grote artikelen te schrijven over literatuur en toneel, waarvan vijf in later in boekvorm werden gepubliceerd. Het werd Herman Bangs doorbraak als literatuurcriticus.

In het najaar van 1879 kwam Bang bij de krant Nationaltidende waar hij gedurende vijf jaar een belangrijke plaats innam als recensent en feuilletonschrijver. In het najaar van 1883 werd de krant uitgebreid met een sectie genaamd Litteraturtidende onder hoofdredactie van Herman Bang waarin naast boekbesprekingen ook novelles en romanfragmenten verschenen van moderne nationale en internationale auteurs.
Bang was een van de belangrijkste literatuurcritici geworden. Daarnaast werkte hij als journalist. Hij schreef veelal in kroniekvorm, waarin gebeurtenissen uit de werkelijkheid werden beschreven met technieken uit de literatuur, zoals dialogen. Hij schreef over zulke verschillende zaken als het mortuarium in het ziekenhuis, de sloppenwijken van Kopenhagen, het meest luxueuse warenhuis van Kopenhagen of het doen en laten van de hoofdstedelijke beau monde.

Omdat Bang het gevoel had dat zijn journalistieke bron wat minder snel begon te stromen trad hij in de zomer van 1884 in verschillende rollen op als toneelspeler in een groot aantal plaatsen in Jutland. Het werd geen succes. De optredens waren ook in strijd met een afspraak die hij had met zijn hoofdredacteur, die hem niet ontsloeg maar hem wel op een zijspoor zette, waardoor Bang in de daaropvolgende maanden langzamerhand als journalist en krantenschrijver uit beeld verdween.

Zijn jaren als journalist en kroniekschrijver hadden een belangrijke invloed op zijn erop volgende ontwikkeling als auteur. Veel van zijn opmerkingen over literatuur en veel van de stijloefeningen die hij toepaste in zijn kronieken ging hij nu toepassen op zijn verhalen en romans.

In 1880 verscheen Herman Bangs eerste grote roman van zeshonderd pagina's, een boek met een autobiografische inslag met de titel Haabløse Slægter (hopeloze geslachten), een psychologische analyse van de ongelukkige hoofdpersoon William Høg die zichzelf de plicht heeft opgelegd zijn verziekt geslacht tot nieuw aanzien te brengen, maar zelf het slachtoffer wordt van de degeneratie van zijn familie en eindigt als derderangs toneelspeler. Het boek wordt door de politie in beslag genomen en het gerechtshof bestempelt het boek als ontoelaatbaar omdat er al te wellustige beschrijvingen van seksuele scenes in zouden voorkomen.

In 1883 verschijnt de roman Faedra over een adellijke vrouw die zichzelf door overmatig morfinegebruik te gronde richt, omdat ze verliefd is op de zoon van haar man uit zijn eerste huwelijk.

In het najaar van 1885 reist Bang naar Berlijn vanwaar hij bijdragen schrijft voor diverse Scandinavische kranten, waaronder een voor een Noorse krant waarin hij een oneerbiedige opmerking maakt over de Duitse keizerfamilie. Het is genoeg om hem uit te wijzen en hij vertrekt naar Meiningen, waar zich een hoftheater bevond dat principes hanteerde die Bang erg aanspraken. Hier wordt hij verliefd op de jonge Berlijnse toneelspeler Max Eisfeld. Samen reizen ze naar Wenen en later Praag waar Eisfeld hem verlaat voor een ander.

Tussen 1885 en 1890 ontwikkelt Herman Bang een impressionistische stijl van schrijven, waarin hij analyses en beschrijvingen zoveel mogelijk reduceert en de personen in het boek beschrijft vanuit hun eigen woorden en handelingen. Op deze manier beperkt hij de rol van de verteller. De personen in het boek vertellen het verhaal en de lezer moet uit hun woorden en handelingen hun karakter aflezen. Bangs verhalen worden nu ook minder autobiografisch, personen uit het dagelijkse leven nemen de centrale plaats in.

In 1885 verschijnt Excentrische Noveller met drie vertellingen en in 1886 de bundel Stille Existenser, waarin Bangs impressionistische stijl naar voren komt. In Praag schrijft hij in 1887 de roman Stuk (Ned. Stuc of stucwerk), waarin hij het leven in Kopenhagen beschrijft in de jaren 1880 als leeg en oppervlakkig en slechts gericht op vertier en gezelschappelijkheid, valutaspeculatie en geborneerdheid. Kopenhagen moet groeien tot een mondaine stad om het verlies van Zuid-Jutland in 1864 in de oorlog tegen Pruisen te overwinnen, aldus Bang.

De roman Tine die in 1889 verschijnt, gaat over deze oorlog. Bang is ondertussen weer terug in Denemarken. Het verhaal speelt in 1864 op het eiland Als waar Bang is geboren. Niet zozeer de oorlogshandelingen worden beschreven alswel de gevolgen die de oorlog heeft op de mensen die in het gebied wonen en aan het eind moeten vertrekken of beter vluchten voor de bezetter als gevolg van Deense overmoed en politieke blunders. Bang schreef met het boek een anti-oorlogsroman. Het boek is in het Nederlands vertaald door Annelies van Hees onder dezelfde titel en verschenen bij Ambo. Lees meer over dit boek.

Fysiek wordt Bangs leven op dit tijdstip beheerst door opium, morfine, slaapmiddelen en cognac en voortdurende geldnood. Voor een gezondheidskuur gaat hij naar Noorwegen. Na een zelfmoordpoging belandt hij in het ziekenhuis.

In de jaren 1890 is Bang in Parijs waar hij werkt als regisseur bij een modern theater dat op zijn voorstel stukken opvoert van Scandinavische schrijvers als Ibsen en Strindberg. Het is een succesvolle periode voor Bang.

In die jaren schrijft Bang een aantal novelles en in 1896 de roman Ludvigsbakke die zich afspeelt in een ziekenhuisomgeving, gebaseerd op eigen ervaringen van een ziekenhuisopname in de winter 1891-1892. In 1898 en in 1901 schrijft hij twee herinneringsboeken, de eerste over zijn jeugd op het eiland Als en het tweede over zijn tijd bij zijn grootvader in Kopenhagen.

Van 1898 tot 1901 is hij instructeur aan het Volkstheater in Kopenhagen. Zijn twee laatste boeken verschijnen in 1904 en 1906.

Bangs voornaamste bron van inkomsten waren zijn journalistieke stukken, zijn werk als regisseur aan verschillende theaters en het houden van voordrachten. In 1911 begon hij aan een grote wereldreis die hij wilde bekostigen door voordrachten te houden. Hij begon in Noorwegen en Zweden, vandaar naar Rusland en over Warchau en Berlijn naar Cuxhaven in Duitsland waar hij scheep ging naar New York. Zijn voordracht voor de Deense kolonie in New York was een succes en tevens zijn laatste. Onderweg naar San Fransisco stierf hij in Ogden in de staat Utah op 29 januari 1912. Onder grote deelname werd hij op de Vestre Kirkegaard in Kopenhagen begraven.

Jan Baptist, juni 2005

Bronnen:

- Herman Bang, forfætterportret door Sten Rasmussen, Archiv for Dansk Litteratur, www.adl.dk.

- Herman Bang forfætterportret door Iben Holk, www.e-poke.dk.