In 1864 breekt er voor de tweede keer oorlog uit tussen Denemarken en Pruisen over het bezit van de hertogdommen Schleswig, Holstein en Lauenburg, waarvan de Deense koning hertog is. Met name Holstein wil zich losmaken van de Deense koning en zich aansluiten bij de Duitse Bond. Het Duitse deel van Schleswig steunt dit streven.
De eerste oorlog van 1848 tot 1851 is na diplomatiek ingrijpen van Rusland en Zweden geeindigd in een overwinning voor Denemarken. Rusland had problemen met een machtig Pruisen aan zijn westgrens en Zweden was bang voor een Pruisische overheersing in de Oostzee. De uitkomst van de driejarige oorlog werd in Denemarken gevierd als een militaire overwinning.
In 'Tine' beschrijft Herman Bang de invloed van de oorlog op het leven van de burgerbevolking en de reddeloosheid die zich meester van de bevolking meester maakt bij het zien van de gevolgen van de oorlog van 1864.
Bang beschrijft hoe het idylische landleven en de overtuiging van de bevolking in een hernieuwde overwinning plaatsmaakt voor wanhoop. De eerste aanslag op het geloof in de overwinning komt als bekend wordt dat de schans Danevirke bij de stad Schleswig is opgegeven. Militair gezien een terechte beslissing van de bevelvoerder generaal de Meza, maar onbegrijpelijk voor de nationale trots van de Denen als ze het nieuws horen. Door de strenge winter zijn de moerasgebieden aan de westkant van de schans begaanbaar geworden en door een omtrekkende beweging van het Pruisische leger zou het Deense leger als een rat in de val zitten. De generaal redde het leger en werd als dank door de regering ontslagen.
Het leger trok zich terug naar de schansen bij Dybbøl in de buurt van Skanderborg in zuidoost Jutland. Hier vindt de beslissende slag plaats en blijkt de Deense verdediging ondanks moedig verzet bij lange niet opgewassen tegen de vuurkracht van de Pruisische kanonnen. De oorlog eindigt met het verlies van de hertogdommen. Na een volksstemming in 1920 komt het deenstalige noorden van Schleswig weer terug bij Denemarken.
Bangs verhaal speelt in 1864 in een dorp in de buurt van Dybbøl. Bij het uitbreken van de oorlog en het vertrek van het legen van de Danevirke worden overal in het dorp soldaten en officieren ingekwartiert. Tine, de dochter van de koster en hoofdpersoon in het boek, doet haar verzorgende werk in het huis van de boswachter Berg die zelf ook opgeroepen is als reserve-officier. Berg heeft zijn vrouw en zoontje naar familie in Kopenhagen gestuurd. Tine komt vaak bij de familie Berg en helpt mevrouw Berg een handje in het huishouden.
De oorlog is opeens heel dichtbij als op een nacht de Pruisische kanonnen beginnen te bulderen. Vanaf een heuveltop is te zien hoe boerderijen in brand staan. Wagens vol gewonde Deense soldaten rijden langs. Dan op een dag zwijgen de kanonnen en dat wordt van Deense zijde opgevat als teken dat de vijand de moed laat zakken, maar het is slechts stilte voor de storm.
Tine voelt zich meer en meer aangetrokken tot Berg, wat wederzijds lijkt te zijn en het komt aan de rand van het oorlogsgeweld tot een liefdesdaad onder de foto van mevrouw Berg.
De oorlog eindigt met het vertrek van de bewoners uit het eens zo idylische stukje Denemarken.
In een impressionistische stijl toont Herman Bang de gevolgen van de oorlog voor de dorpssamenleving en de mensen die er deel van uitmaken. Uit de beschrijving van scenes en replieken komt het beeld naar voren van een ontredderde gemeenschap. Nergens gebruikt Bang een woord teveel, er wordt niets uitgelegd en verklaart. Bang laat het verhaal voor zich spreken.
'Tine' is in 1989 in een Nederlandse vertaling verschenen bij Ambo, vertaald door Annelies van Hees.