Toen het dagboek Heriineringen aan
mijn rampspoed van gravin Leonora Christina Ulfeldt (1621-1698)
in 1869 - 171 jaar na haar dood - in Denemarken voor het eerst in druk
verscheen, was dat een sensatie. Opeens werd bekend wat deze historische
persoonlijkheid gedurende haar gevangenschap had mkoeten doorstaan en
met welke wilskracht ze zich door deze jaren heen had geworsteld. Op
alle mogelijke manieren was haar het leven in de gevangenis zo
onaangenaam mogelijk gemaakt, elke bezigheid was haar verboden. Met veel
vindingrijkheid wist ze toch een dagboek bij te houden. In het dagboek
beschrijft ze dat ze daarvoor gebruik maakte van het papier waarin de
suiker zat verpakt. De inkt maakte ze van kaarsrook die ze opving in een
lepel en mengde met bier. Haar pen was een kippenveer die ze puntte met
een scherp stuk vuursteen.
Van 1663 tot 1685 zat ze gevangen in de Blauwe Toren van het toenmalige
Paleis van Kopenhagen, omdat ze ervan werd verdacht kennis te hebben van
het landverraad, waarvan haar man Corfitz Ulfeldt werd beschuldigd. Iets
wat ze altijd heeft ontkend.
Het handschrift is als autobiografie en psychologisch zelfportret een
uniek document in de culruurgeschiedenis. Door de levendige beschrijving
van haar gevangenisentourage wordt het beschouwd als een hoofdwerk in de
Deense literatuur.
Leonora Christina Ulfeldt was een dochter van de Deense koning Christian
IV (1577-1648) en de gravin Kirsten Munk (1598-1658), met wie hij van
1615 tot 1630 was getrouwd, zonder dat Kirsten Munk koningin werd: ze
was niet voornaam genoeg.
Leonora Christina werd op vijftien jarige leeftijd uitgehuwelijkt aan de
vijftien jaar oudere Corfitz Ulfeldt (1606-1664). Corfitz was van adel
en bracht het tot rijkskanselier (de tweede man na de koning) van
Denemarken.
Aan zijn positie kwam echter een eind in 1651
toen Ulfeldt werd beschuldigd geld uit de staatskas voor zichzelf te
hebben gebruikt, een beschuldiging die nooit is bewezen. Wel was er
sprake van een machtstrijd in de Deense rijksraad, waarbij de Deense
koning Frederik III (1609-1670), de halfbroer van Leonora, positie koos
tegen Ulfeldt. Corfitz en Leonora vluchtten naar Zweden en Corfitz trad
in dienst van de Zweedse koning. In 1656 vroeg Corfitz de Deense koning
om vergiffenis, wat hij kreeg tegen in beslagname van alle landgoederen.
Tijdens een verblijf in Brugge in 1663 correspondeert Ulfeldt met de
keurvorst van Brandenburg en biedt aan hem te helpen koning van
Denemarken te worden. Daar gaat de keurvorst niet op in. De zaak wordt
bekend in Denemarken en Crofitz wordt veroordeeld wegens hoogverraad.
Hij sterft na een verblijf in Basel in 1664.
Leonora wordt in Londen gearresteerd en naar Kopenhagen gebracht.
Leonora Christina heeft in drie tijdsperiodes aan haar handschrift
gewerkt. Dit blijkt uit onderzoek naar het soort papier, de inkt, haar
handschrift, het woordgebruik en de spelling, en ook uit haar latere
correcties op de tekst. Tijdens haar gevangenschap is ze aan het eerste
deel begonnen, het tweede en derde deel heeft ze geschreven naar haar
vrijlating. In het eerste deel beschrijft ze de ondervragingen waaraan
ze werd blootgesteld. In het tweede en derde deel geeft ze
beschrijvingen van haar leefomgeving, van haar bezigheden, van de mensen
om haar heen.
Jan Baptist, december 2014