Uit:
De Bijpersonen
Het licht in de kantine brandde toen Sim en
Heinrich binnenkwamen. De eerste bezoekers waren er al, dronken
korenkoffie en rookten sigaretten in lange houders. Heinrich ging
zitten.
"Haal jij koffie?" zei hij.
Sim liep naar het buffet.
"Koffie?" vroeg de buffetjuffrouw.
Sim knikte.
Ze schonk de koffie in twee witte stenen mokken.
Ze waren gloeiend heet en hij moest het laatste stukje rennen om ze niet
te laten vallen.
Heinrich keek op van de krant: "Heet zeker?" Hij
glimlachte. "Wil je suiker?"
"Nee," zei Sim.
"Je bent toch niet bescheiden?" zei Heinrich en
haalde twee stukken suiker uit zijn zak en bood een aan Sim aan.
"Nee, dank je," zei Sim, "daar ben ik mee
gestopt toen ik vijftien was."
"Dat slootwater smaakt nergens naar zonder
suiker," zei Heinrich, "zeker, het geeft de illusie van koffie, het is
allebei zwart, maar je kunt beter water drinken."
"Staat er iets in de krant?"
"Wat denk je? Helemaal niets. Ja, over die
vijandelijke vliegtuigen, waar ik genoeg van begin te krijgen. Ze komen
aanvliegen met duizend machines, onze jagers schieten hen neer en dan
geloven de mensen dat ze er maar negenhonderd hebben."
Uit:
Over veertien dagen
Mededelingen voor de aangekomen passagiers
7.56: Meneer Jørgen Andersen wordt verzocht zich
bij de Informatie te melden. Er is een belangrijke boodschap voor hem.
10.13: Mededeling voor dierenarts Gregers
Sørensen. Zijn dochter vraagt hem om zich ogenblikkelijk naar het
ziekenhuis te begeven.
10.56: Mededeling voor mevrouw Kirsten
Vestergård. Er ligt een belangrijke boodschap voor u bij de Informatie
van meneer Jørgen Andersen.
11.13: Mededeling voor meneer Kjeld Vestergård.
Uw moeder vraagt u in het restaurant te wachten tot 12.00 uur.
12.56: Mededeling voor dierenarts Gregers
Sørensen. U wordt verzocht zich ogenblikkelijk naar het ziekenhuis te
begeven.
13.33: Dierenarts Gregers Sørensen wordt
verzocht zich ogenblikkelijk naar het ziekenhuis te begeven.
13.56: De sneltrein naar Skjern heeft een
vertraging van ongeveer 2 keer 45 minuten wegens een treinbotsing in
Ølgod.
14.13: Mevrouw Kirsten Vestergård, die op het
punt staat te vertrekken met de trein van 14 uur 13, wordt verzocht zich
tot de Informatie te wenden voor een belangrijke mededeling van meneer
Jørgen Andersen.
17.56: Mededeling voor dierenarts Gregers
Sørensen. U diient zich ogenblikkelijk naar het ziekenhuis te begeven.
19.13: H&K's trein voor het bedrijfsuitje
naar Løgstør komt aan op het perron en vertrekt in twee gedeelten. Het
eerste gedeelte voor de kaartjes met de nummers 1 tot en met 351, het
tweede gedeelte iets later voor de kaartjes met de nummer 351 tot en met
699. De restauratiewagen bevindt zich in het eerste gedeelte.
22.56: Dierenarts Gregers Sørensen die had
moeten aankomen met de trein van 10 uur 13 wordt verzocht zich
onmiddellijk naar het ziekenhuis te begeven. Nu is het niet leuk meer.
23.49: Familie van de reizigers met de trein van Løgstør worden erop gewezen dat het treinverkeer vanaf Løgstør onverwacht is stilgelegd. We wijzen u erop dat de automaten met sandwiches en warme en koude dranken open zijn totdat het station sluit om 1 uur.
Uit:
De reis naar Ribe
De trein zou om 13:52 vertrekken. Moeder zou
meegaan. Om er zeker van te zijn, dat hij wegkwam en dat ze hem nooit
weer zouden zien.
"Je moet niet vergeten dat we je alleen maar
hebben aangenomen," schetterde ze, "daar hebben we een slechte handel
mee gesloten, maar nu is het afgelopen."
Ze leefden deels van het geld dat ze kregen
omdat ze hem hadden opgenomen. Vader en moeder maakten altijd ruzie om
wie het geld zou krijgen, dat al op de eerste dag op ging aan bier en
sigaretten, zo was het gewoon. Het was alleen maar goed. Ze behoorden
tot het soort dat zich beter ging voelen van drank en sigaretten. Ze
zaten de hele dag vredig bij elkaar en boden hem soms ook bier aan, maar
hij schudde van nee en zij schudden hun hoofd en wezen met een vinger
naar hun voorhoofd om aan te geven dat hij gek was.
Het was een mooie dag, de dag waarop hij uiteindelijk werd weggestuurd. De drie eerdere dagen waren niet zo mooi geweest. De eerste keer tijdens de bietencampagne was hij uitgegleden in de modder van een vracht bieten, was pardoes gevallen en helemaal smerig geworden. Moeder had hem een draai om zijn oren gegeven en tegen hem geschreeuwd midden in de stad.
Dat was het imponerende, erkende hij later, dat
ze zich er niets van aantrokken dat de mensen naar hen keken als ze
tekeer gingen, dat er mensen achter winkeldeuren of in de voortuin
stonden en zagen hoe schandelijk ze zich gedroegen. Paria's waren ze in
deze stad, zonder familie, tweede generatie paria's ook nog, hun ouders
waren hier naar toe gekomen in verband met het aanleggen van de dijken.
Maar ondanks dat er op hen werd neergekeken, had moeder het in haar
hoofd gezet dat zij het dorpshuis zou gaan beheren als de oude
beheerster was opgekrast. Dat zou al snel kunnen zijn.
Jan Baptist,
Oktober 2007