Johannes V. Jensen

Johannes V. Jensen werd geboren op 20 januari 1873 in Farsø, een dorp in Noord-Jutland. In 1893 gaat hij naar Kopenhagen om medicijnen te studeren, een studie die hij in 1898 opgeeft om auteur te worden. Op dat moment had hij al twaalf romans uitgegeven.

Om tijdens zijn studie in zijn levensonderhoud te voorzien (er bestond nog geen studiefinanciering) schreef hij feuilletons voor het tijdschrift Revue onder het pseudoniem Ivar Lykke. Het werden er tien, veelal griezelverhalen waarin veel werd gemoord en veel bloed vloeide.

Jensens eigenlijke debuut als auteur vind plaats in 1896 met de roman Danskere (Denen), waarin de hoofdpersoon een jongeman uit Jutland is die naar Kopenhagen verhuist om medicijnen te studeren. In 1898 komt zijn tweede roman uit, Einar Elkær.

De hoofdpersonen in beide romans zijn hevig op zoek naar zichzelf, zwaarmoedige, intellektuele, zelfreflecterende cynici.

Jensen schrapt een aantal jaren later uit onvrede met de inhoud beide romans van zijn lijstje en laat zijn titeloverzicht beginnen met Himmerlandsfolk uit 1898, een verzameling vertellingen over zijn geboortestreek Himmerland in Noord Jutland en zijn bewoners.

 

In 1901 verschijnt Jensens bekendste boek Kongens Fald (de val van de koning). Het verhaal speelt in de 16e eeuw. De koning is de Deense koning Christiern II, die door de Deense adel werd afgezet en gevangen gehouden. Het boek werd in 1999 uitgeroepen tot het beste Deense boek van de 20e eeuw, na een enquete onder het Deense publiek door de krant Politiken.

 

In 1906 verscheen zijn bundel Digte 1906, waarin hij aantoonde dat er ook over alledaagse dingen in een losse vorm gedichten geschreven konden worden, wat in de Deense literatuur een vernieuwende doorbraak was.

 

Jensen was een veelzijdig auteur van romans, vertellingen, gedichten, essays, rapportages. Hij heeft veel gereisd en deze reizen vormden een belangrijke inspiratiebron voor zijn werk en publicaties.

 

In 1944 ontving Johannes V. Jensen de Nobelprijs voor literatuur.

 

Een belangrijke drijfveer voor Jensen vormde Darwins theorie over de evolutie van de soorten, maar dan wel op een wetenschappelijk niveau en niet het platvoerse overleven van de sterkste.

Zoals Jensen zelf zegt in zijn autobiografie ter gelegenheid van de ontvangst van de Nobelprijs, ligt een belangrijke basis voor het begrip van zijn werk in zijn studie medicijnen, waaronder basisopleiding in botanica, zoologie, natuurkunden en scheikunde.

En daarbij gaat het om de feiten: nieuwe feiten en oude feiten in een nieuw daglicht: nieuw realisme.

 

Ook de Duitse dichter Heinrich Heine vormde een inspiratiebron. In een artikel uit 1935 over Heine schrijft Jensen:

"In de omgeving waarin ik verkeerde als een discipel die te laat op school was gekomen, in een oude clericale stad met een berg van een domkerk, garnizoen en hooggerechtshof en een verstokte Latijnse school, allemaal muren van autoriteit, werkte de ongeimponeerdheid van Heine als vuur."

 

Later vind hij inspiratie in het werk van de Deense dichter Oehlenschlæger (1797-1850).

 

Johannes V. Jensen overlijdt in 1950.

 

Kongens fald

In 1901 verschijnt Jensens bekendste boek Kongens Fald (de val van de koning). Het verhaal speelt in de 16e eeuw. De koning is de Deense koning Christiern II, die door de Deense adel werd afgezet en gevangen gehouden. Het boek kwam oorspronkelijk uit in drie delen:
. De dood van het voorjaar (Foraarets død) speelt tussen 1497 en 1500, het jaar waarin het Deense leger een smadelijke nederlaag lijdt in Dithmarschen tegen een plaatselijk boerenleger.

. De lange zomer speelt twintig jaar later vanaf 1520, het jaar van het bloedbad in Stockholm tot aan 1523, het jaar waarin koning Christiern II ten val wordt gebracht door de adel.

. De winter speelt weer twintig jaar later, in 1535, tijdens de interne Deense oorlog die Grevens Fejde wordt genoemd, de oorlog van de graven, ofwel de adel tegen de boerenbevolking. In een laatste ongelijke slag bij Aalborg worden 2000 boeren afgeslacht door het adellijke leger onder leiding van Johan Rantzau. Vanaf die tijd worden boeren als lijfeigenen behandeld op de grote landgoederen van de adel.

 

De hoofdpersoon van het boek is Mikkel Thøgersen. In het eerste deel is Mikkel, een gesjeedse student in Kopenhagen, op zoek naar zichzelf en een doel in zijn leven.

Tijdens een avondlijke wandeling door Kopenhagen ziet hij in een kroeg prins Christiern, de latere koning Christiern II. Mikkel wordt overrompeld door de uitstraling van Christiern, zijn wilskracht en persoon. Hij besluit zich vanaf dit moment ten dienste te stellen van de koning als doel in zijn leven.

Tijdens een andere nachtelijke wandeling is Mikkel er getuige van dat Otte Iversen, de zoon van een landeigenaar uit de streek waar Mikkel vandaan komt, Suzanne verkracht, de dochter van een Joodse handelaar. Mikkel is heimelijk verliefd op Suzanne. Een paar dagen later geeft Mikkel zijn studie op en keert terug naar het huis van zijn vader, de smit. Op een dag verkracht Mikkel uit wraak de geliefde van Otte Iversen.

Mikkel wordt soldaat in het leger van de koning en vecht mee in de slag in Dithmarchen, waarmee het eerste deel eindigt.

 

Deel twee begint met het bloedbad in Stockholm. In 1520 is een van de vele oorlogen tussen Denemarken en Zweden geeindigd met een overwinning van de Denen. Als straf of uit wraak wordt de leidende Zweedse adel onthoofd (het bloedbad van Stockholm).

Mikkel is als soldaat in Stockholm aanwezig. Daar ontmoet hij Axel, een levenslustige jongeman van twintig jaar. Axel en Mikkel raken bevriend en trekken een tijdje samen op, Mikkel de zwaarmoedige en Axel de levenslustige. Axel blijkt de zoon te zijn van Otte Iversen en Suzanne.

Een tijdlang zien ze elkaar niet, totdat Mikkel bij toeval hoort dat er een groot feest wordt gegeven op een landgoed in zijn geboortestreek waar hij zich op dat moment bevindt. Het blijkt dat Axels huwelijk wordt gevierd met de dochter van de landeigenaar. Mikkel lokt Axel naar buiten en brengt hem zware verwondingen toe waaraan Axel overlijdt.

In 1523 is de koning in strijd gekomen met de Jutse landadel. Na een mislukte poging tot overeenstemming te komen laat Christiern II zich per roeiboot overzetten van Jutland naar Funen. Halverwege bedenkt Christiern zich en geeft de opdracht terug te roeien. Onder de kust van Jutland aangekomen twijfelt hij weer en keert terug. Dit gaat een aantal keren, heen en terug over de Kleine Belt, totdat de koning uiteindelijk op Funen aan land gaat. Er is geen vergelijk en de strijd met de Jutse graven is een feit.

 

Deel drie begint in 1535. De boeren in Jutland zijn in opstand gekomen tegen de landadel. Landhuizen worden geplunderd en in brand gestoken, landheren worden vermoord, totdat de Deense adel een groot en sterk bewapend beroepsleger op de been weet te brengen onder leiding van Johann Rantzau die korte metten maakt met het boerenleger. Koning Christiern II wordt gevangen gezet in Sønderborg Slot. Mikkel is daar zijn persoonlijke bediende. Eindelijk is Mikkel in de nabijheid van de koning, maar het is een koning zonder macht en invloed, die alles heeft verloren.

 

Het boek is geen zuivere historische roman, de gebeurtenissen uit de Deense geschiedenis worden als kader gebruikt om het verhaal van Mikkel te vertellen. Daarmee is het ook een ontwikkelingsroman. De korte hoofdstukken in elk deel vertellen het verhaal vanuit verschillende invalshoeken door een andere romanfiguur op de voorgrond te plaatsen en als hoofdpersoon te gebruiken. Zo wordt in deel twee het verhaal van Axel verteld, waarin Axel de hoofdpersoon is. Axel, de rusteloze die in Stockholm trouwt, maar een dag na zijn huwelijk zich zijn geliefde in Jutland herinnert en te paard vertrekt. Niet over de gebaande wegen, maar dwars door de ontoegankelijke natuur van Zweden zijn eigen richtinggevoel volgend.

Op sommige plaatsen becommentarieert de schrijver de geschiedopvatting, bijvoorbeeld als hij de vergelijking maakt tussen het bloedbad in Stockholm en de afslachting van de Jutse boeren. Het eerste feit speelde tot in Jensens tijd (en ook nu nog) een belangrijke rol in de geschiedenislessen, het tweede feit nauwelijks. En Jensen kiest partij voor de boeren uit zijn eigen geboortestreek.

Jan Baptist, oktober 2006

Bronnen:

www.e-poke.dk