Henrik Pontoppidan

 

Henrik Pontoppidan is geboren in 1857 in Fredericia waar zijn vader dominee was. Hij is het negende kind, na hem komen er nog zeven. Van deze zestien kinderen sterven en vier voor hun tiende jaar.

Als Henrik zes jaar is (1863) verhuist het gezin naar Randers waar zijn vader is beroepen. In 1864 bezetten Pruisische troepen de stad, het jaar waarin Denemarken Schlesvig en Holsten moet afstaan.

In 1874 gaat Henrik naar Kopenhagen om er aan de Polytechnische school voor ingenieur te studeren. Daarmee zet hij zich af tegen de familietraditie, waarin sinds de zeventiende eeuw generaties dominees elkaar opvolgen. In 1879 stopt hij echter met zijn studie, vlak voor het examen, hij besluit schrijver te worden.

Om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien wordt hij leraar aan de volkshogeschool in Freerslev waar zijn broer Morten directeur is. Naast het lesgeven wil hij schrijven. In 1880 doet Henrik Pontoppidan zijn eerste poging om een novelle gepubliceerd te krijgen, maar dat mislukt helaas. Zijn tweede poging in 1881 met een tweede novelle lukt. De novelle met de titel 'Et Endeligt' wordt in het weekblad Ude og Hjemme gepubliceerd en daarmee debuteert Henrik Pontoppidan als schrijver.

Nog in hetzelfde jaar verschijnt zijn eerste boek met vier novelles onder de titel 'Stækkede vinger.'

Eveneens in 1881 trouwt hij met Mette Marie Hansen, een boerendochter uit Østby.

 

Het lesgeven op de volkshogeschool begint Henrik Pontoppidan tegen te staan, met name ergert hij zich meer en meer aan de pietistische geloofsopvattingen van zijn broer Morten. De gedachten achter de volkshogeschool is sterk gericht op de boerenstand en heeft nauwelijks oog voor de ellendige levensomstandigheden van de landarbeiders en de keuterboeren. Na twee jaar stopt hij met lesgeven en vanaf dat moment richt hij zich alleen nog op het schrijven. Hij verhuist met zijn vrouw naar Østby naar een bescheiden woning aan de rand van het dorp. In 1886 verhuizen ze weer maar nu naar een villa in Havreholm in de buurt van Hornbæk.

 

Pontoppidans eerste publicaties verschijnen in het weekblad Ude og Hjemme (1882-1883) onder het pseudoniem Rusticus, wat bewoner van het platteland betekent en van 1884-1885 in Hjemme og Ude, de opvolger van Ude og Hjemme. De verhalen die hij in dit weekblad publiceert komen ook in boekvorm uit, zij het om- en bijgewerkt en soms geheel verandert.

 

Sociale en politieke verhoudingen

In deze eerste werken behandelt Pontoppidan de sociale en politieke verhoudingen op het platteland, gebaseerd op zijn eigen ervaringen. Op het platteland zijn twee klassen te onderscheiden: de rijke boeren en de arme landarbeiders. Pontoppidan beschrijft de vergeten onderlaag van de bevolking en de manier waarop ze uitgebuit wordt, hoe de dochters van de landarbeiders de jachtbuit zijn van de boerenzonen. Maar hij doet het zonder sentiment, hij registreert en beschrijft de feiten. Een van die feiten is de sloomheid en slaafse houding van de landarbeiders die "de tirannen krijgen die ze zelf verdienen", zoals hij een van zijn hoofdpersonen laat zeggen.

Naast dit sociaal-realistisch werk schrijft Pontoppidan een roman over een tragische liefdesgeschiedenis in romantische stijl en vol natuurmystiek. Ung Elskov uit 1885 is in 1947 in het Nederlands vertaald onder de titel Jonge Liefde door Bertha Wolterson.

In 1886 publiceert hij de roman Mimoser die handelt over zedelijkheid en het huwelijk. In Denemarken woedt op dat moment een discussie over hetzelfde onderwerp. In zijn roman beschrijft Pontoppidan de problematiek vanuit meerdere gezichtspunten. Waar hij zelf staat blijkt niet uit het verhaal, een kenmerk van al zijn werk. Hij belicht de verschillende tegenover elkaar staande standpunten, maar kiest geen partij.

 

In 1887 ontmoet Pontoppidan in het toendertijd mondaine vakantieoord Blokhus Antoinette Kofoed, de dochter van een ambtenaar uit Kopenhagen. Hij wordt verliefd, maar vlucht uiteindelijk uit angst voor de consequenties terug naar huis en gezin.

Op uitnodiging van Edward Brandes begint Pontoppidan nu een loopbaan bij het dagblad Politiken. Voorwaarde is wel dat hij naar Kopenhagen verhuist. Hij neemt de uitnodiging aan, verhuist naar Kopenhagen, terwijl zijn vrouw en kinderen naar Østby verhuizen. Daarmee komt er een einde aan de steeds moeilijkere huwelijksrelatie.

Pontoppidan is een korte tijd verbonden aan Politiken en stapt dan over naar Kjøbenhavns Børstidende van Ernst Brandes, de broer van Edvard. Hij schrijft van juli 1889 tot december 1891 een wekelijkse column met de naam 'Dagbog' onder het pseudoniem Urbanus - man van de stad.

 

Scheiding en huwelijk

In Kopenhagen ontmoet hij Antoinette weer. In 1892 scheidt hij van Mette Marie en in hetzelfde jaar hetrouwt hij met Antoinette. Scheiding en huwelijk luiden een nieuwe periode in in zijn schrijverschap. Het thema van veel van zijn werk in de nu volgende periode die loopt van 1890 tot 1908 heeft betrekking op diepgaande persoonlijke conflicten over de macht van de hartstocht en de mogelijkheden en onmogelijkheden van het huwelijk.

In deze periode verschijnen er elf kleine romans van Pontoppidans hand. In deze elf romans behandelt hij de tragische macht van de hartstocht, de tegenstelling tussen gevoel en verstand, tussen romantiek en realisme. De auteur gebruikt ironie om zich uit deze tegenstellingen te bevrijden. In feite voert Pontoppidan hier discussies met zichzelf, waarin hij beide kanten beargumenteerd, verdedigt en verwerpt zonder een eindoordeel te geven. Pontoppidan is geen dialecticus: er is een these en een antithese (het ene standpunt tegenover het andere standpunt), maar de synthese (het samengaan van de standpunten in een nieuw standpunt) komt niet.

Daardoor is het ook onmogelijk Henrik Pontoppidan te identificeren met een van de hoofdpersonen uit deze boeken.

 

In dezelfde periode verschijnen er twee van zijn drie grote romans:

- Det forjættede Land (Het beloofde land) in drie delen, 1891-1893

- Lykke-Per (Mazzel-Peter) in acht delen, 1898-1904

 

Det forjættede land

In Det forjættede Land wilde Pontoppidan een samenhangend beeld geven van het Denemarken van zijn tijd via schetsen van menselijke karakters en menselijke lotgevallen, waarin de sociale, religieuze en politieke breukvlakken van die tijd zich weerspiegelen. Aldus Pontopiddan zelf in zijn levensbeschrijving van 1917 aan het Nobelcomitee.

Het boek verscheen in drie delen:

-         Muld (Humus) 1891

-         Det forjættede land (Het beloofde land) 1892

-         Dommens dag (Dag des oordeels) 1895

 

De hoofdpersoon in het boek is Emmanuel Hansted, kapelaan en later dominee, die een terug naar de natuur filosofie aanhangt en het landleven van de boerengemeenschap idealiseert. In deel 1 heeft hij succes met zijn opvattingen tegen de heersende mening van zijn bovengeschikten in. In deel 2 als hij zich volledig op het boerenleven heeft gestort, blijkt dat hij een slechte boer is. Zijn oogsten mislukken, het wantrouwen van de leden van zijn geloofsgemeente tegen hem groeit, zijn huwelijk gaat steeds slechter. Zijn zoontje overlijdt omdat hij weigert de dokter te halen, het ligt in Gods hand. Het zoontje overlijdt. Uiteindelijk loopt het op een scheiding uit, Emmanuel vertrekt naar Kopenhagen.

In het derde deel keert Emmanuel terug als dominee. Hij denkt dat hij de uitverkorene is, de nieuwe messias. Hij bekeert een paar vissers die hem ook als zodanig gaan beschouwen. Elke gebeurtenis is een teken Gods. Uiteindelijk overlijdt hij van uitputting na een lange nachtelijke tocht in slecht weer.

Het verhaal speelt op het platteland met een breed scala aan personages: landarbeiders, keuterboeren, hereboeren, de veearts, de dokter, de dominee, de mensen van de volkshogeschool. Hun onderlinge relaties worden beschreven. Pontoppidan verstaat de kunst de opvattingen vanuit alle partijen te beschrijven en hij geeft daarmee een beeld van de tijd en van de heersende opvattingen.

 

Lykke Per

In Lykke Per beschrijft Pontoppidan via zijn hoofdpersoon Per Sidenius de lichte en donkere kanten in de mens. De opgang en neergang in de persoonlijke ontwikkeling en uiteindelijk zichzelf vinden in een afstand nemen van de wereld.

         Per groeit op in een vroom, streng en arm gezin. Zijn vader is dominee en glimlacht nooit, zijn moeder is geknakt door de vele geboortes. Tucht en onthouding zijn de middelen om de wil des Heren te vervullen. Maar Per is een oproerkraaier, kiest geen theologie als studie maar wil ingenieur worden. Als student in Kopenhagen komt hij in contact met de betere kringen, hij komt in kunstenaarskringen en in de wereld van het geld. Hij leert een heel andere manier van leven kennen: vrij, zonder angst, kansen grijpend, dan hij van huis uit gewend is. Hij verlooft zich met de dochter van een rijke bankier en zijn bedje lijkt gespreid.

         Voor zijn studie maakt hij een buitenlandse reis, zeker van zichzelf en zeker van zijn overwinning. Hij ziet zichzelf als de verkondiger van de nieuwe tijd met zijn staal en beton, machines, electrificatie en macht over de natuur. In het buitenland krijgt hij bericht dat zijn vader is overleden. Hij reist naar huis, waar religieuze gevoelens in hem bovenkomen die hem uit zijn evenwicht brengen. Maar dat is slechts tijdelijk. Hij reist met zijn verloofde naar Zwitserland en neemt op een praalzieke manier zijn lot weer in eigen hand.

         Terug in Kopenhagen keert hij zijn rijke kennissenkring de rug toe en zoekt oude bekenden op. Ondertussen bereidt hij zich voor op een reis naar Amerika, het land van de nieuwe technologie. Door de dood van zijn moeder gaat de reis niet door. In plaats daarvan vertrekt hij naar zijn geboortedorp om zijn moeder de laatste eer te bewijzen. Plotseling lijkt al die pracht en rijkdom nietig in vergelijking met de grootsheid van die zwaarbeproefde vrouw, zijn moeder. En Per kiest een andere weg, hij verbreekt zijn verloving, trouwt met de dochter van de dominee en wordt landmeter. Het klein burgerlijke leven lijkt idyllisch, maar Per vindt geen rust. Hij ontmoet pastor Fjaltring die in eenzaamheid en afstand doen van de wereld de weg ziet om zichzelf te vinden. Per kiest dezelfde weg, scheidt van zijn vrouw en zoekt de eenzaamheid van Noord Jutland op als eenvoudig onderhoudswerker aan een weg. Hier komt hij tot rust en heeft hij zichzelf gevonden.

 

Aanleg of milieu

In 1893 schrijft Pontoppidan tijdens zijn huwelijksreis naar Rome het korte verhaal Ørneflugten (adelaarsvlucht) over een adelaar die als jong gewond wordt gevonden en opgroeit temidden van kippen en eenden. Op een dag ontwaardt de adelaar hoog in de lucht een vrouwtje. Hij vliegt naar haar toe, zij vliegt steeds hoger en hij, niet gewend aan die hoogten, keert terug naar het kippenhok. Terwijl hij neerdaalt wordt hij echter beschouwd als een rover en neergeschoten. Zijn stoffelijk overschot wordt op de mestvaalt geworpen.

         Het verhaal van de adelaar geeft een beeld van de hoofdpersoon in andere romans van Pontoppidan. Daarnaast creeert Pontoppidan in dit verhaal een tegenstelling met het sprookje van Hans Christian Andersen over het lelijke eendje, waarin Andersen zegt: het geeft niet als je tussen eenden opgroeit, zolang je maar in een zwanenei hebt gelegen.
         Pontoppidan schrijft in zijn sprookje: wat voor zin heeft het als je uit het ei van een adelaar komt, als je opgroeit tussen de eenden.

 

In deze uitspraken is de discussie herkenbaar over het belang van aangeboren aanleg tegenover opvoeding (het nature-nurture vraagstuk).

 

De dødes rige

Van 1912 tot 1916 verschijnt in vijf delen Henrik Pontoppidans derde grote roman, die in 1917 tot een geheeld verzameld en geredigeerd verschijnt onder de titel De dødes rige (Het rijk der doden). De personages in dit boek zijn dominees, doktoren en politici, die ieder hun eigen zegenrijke boodschap brengen, maar allemaal tekort schieten in hun zegenende, genezende of regerende werkzaamheden. De ziekte die ze willen behandelen laat zich niet genezen en wie het probeert is een nar.

         De hoofdpersoon op het politieke vlak heet Enslev, partijleider, vroegere minister-president en iemand met een sterk karakter. Voor hem heeft Pontoppidan nog enige sympathie. Zijn voor- en tegenstanders zijn baantjesjagers en cynici die eropuit zijn om hem ten val te brengen. Enslev voelt niets voor een compromis met de aartsvijand: de klasse der dominees. Enslev is als een Mozes die het volk uit de slavernij wil bevrijden en zin in het leven wil geven. Maar het resultaat is een schare ongelukkige mensen die zich heeft verslikt in het leven.

         Op het medische vlak zijn er de doktoren die met pillen en morfine ziekten en pijn willen wegnemen en de mensheid gelukkig willen maken. Daartegenover staat de eenling die vindt dat vrouwen de pijn van de bevalling moeten ondervinden, want dat is de natuurlijke weg.
         Op dezelfde manier wordt de klasse der dominees geschilderd als een groep die via sociale en politieke weg hun verloren gegane macht terug wil veroveren, waartegenover de eenling staat die zijn roeping trouw blijft en dus uit de kerk wordt gestoten.

Henrik Pontoppidan schildert met donkere kleuren de maatschappij als niet-werkelijk, de personen als schaduwgestalten die niet echt leven en achter een verbeeld geluk aanjagen. Hij geeft duidelijk blijk van zijn sym- en antipathie voor zijn hoofdpersonen. Zijn sympathie ligt bij de enkeling die tegen de stroom ingaat, zich mee laat slepen door zijn eigen opstandigheid en uiteindelijk weinig tot niets bereikt. De schrijver in debat met zichzelf over de grote thema's van zijn tijd.

 

Laatste werken

In 1918 publiceert Pontoppidan de roman Et kærlighedseventys (Een liefdessprookje) en in 1927 Mands Himmerig (De hemel van de man). In de periode 1935 tot 1940 verschijnen in vier delen zijn herinneringen, in 1943 gebundeld onder de titel Undervejs til mig selv (Op weg naar mezelf).

 

Op 8 novemder 1917 ontving Henrik Pontoppidan de Nobelprijs voor de literatuur die hij moest delen met een andere Deense schrijver, Karl Gjellerup.

Hij stierf op 21 augustus 1943.

 

 

Jan Baptist, oktober 2005

 

Geraadpleegde literatuur:

Hakon Stangerup in Dansk litteratur historie, deel 3.

Iben Holk op www.e-poke.dk

E. Dahlerup-Petersen in Kapitler af Dansk digtning.

www.henrikpontoppidan.dk

 

 

Nederlandse vertalingen van het werk van Henrik Pontoppidan (bron Koninklijke Bibliotheek-website)

Jonge liefde / Herinneringen, 1947, door Bertha Wolterson

         Vertaling van Ung Elskov (1885)

                             Minder (1893)

 

Romans / novellen / Karl Gjellerup en Henrik Pontoppidan, 1963

 met een inleiding van P. Schepers

 Vertalingen van de hand van P. Schepers en A.M. van der Linden-van Eden

 Oorspronkelijke titels van Pontoppidan:

-         Den gamle Adam (1894)

-         Borgmester Hoeck og hustru (1905)

-         Den kongelige gæst (1908)