Adam Oehlenschläger

 

Adam Oehlenschläger (1779-1850), de Deense koning der dichters.

Voor velen berust zijn roem voornamelijk op zijn eerste drie dichtbundels uit respectievelijk 1803, 1805 en 1807, waarin hij een nieuwe maatstaf neerlegt voor dichtkunst in de Deense literatuur, niet alleen in de vorm, maar ook in het gebruik van de taal. Met zijn eerste bundel uit 1803 legde hij de basis voor de romantiek in de Deense literatuur.

 

De grote inspiratiebron voor veel van zijn toneelstukken was de oude Noordse mythologie. In een essaywedstrijd van de universiteit van Kopenhagen in 1800 (hij won de tweede prijs) schreef Oehlenschläger: "In de Noordse mythologie vinden we (in tegenstelling tot de Griekse) nog een niet vormgegeven materiaal, die slechts wacht op een kunstenaarshand om gestalte te krijgen." En dat deed Oehlenschläger in veel van zijn ongeveer vijftig toneelstukken en een deel van zijn gedichten.

 

Oehlenschläger werd geboren in Kopenhagen op 14-11-1779. Hij woonde een groot deel van zijn jeugd op Frederiksberg Slot, waar zijn vader organist was in de slotkerk en later slotbeheerder en waar de koninklijke familie de zomer doorbracht.

Na afronding van zijn schoolopleiding in 1796 probeerde hij een carriere als toneelspeler, maar zonder groot succes. Hierna ging hij rechten studeren aan de universiteit van Kopenhagen.

Hij verloofde zich in 1800 met Christiane Heger, het paar trouwde pas in 1810.

Van 1805 tot 1810 ondernam hij een lange reis door Europa, gesubsidieerd door de Deense koning.

In 1810 werd Oehlenschläger door de koning benoemd tot professor in de esthetiek aan de universiteit van Kopenhagen. Eindelijk had hij een vast inkomen. De winters werden gebruikt om voordrachten te houden op de universiteit, 's zomers werd er geschreven.

 

Oehlenschläger debuteerde in december 1802 met een bundel gedichten met de titel: Digte (1803). Met deze bundel kwam de romantiek binnen in de Deense literatuur. Oehlenschläger werd tot deze gedichten geinspireerd door de Deense  natuurwetenschapper en filosoof Henrik Steffens, die op zijn beurt weer was geinspireerd door de Duitse romantiek met namen als Fichte, Schelling en de broers Schlegel. Steffens zette hun gedachten over de samenhang tussen natuur, geschiedenis en literatuur uiteen in een serie voorlezingen in Kopenhagen in 1802. Oehlenschläger volgde de voorlezingen. Na een 16 uur durend gesprek met Steffens in de lente van 1802 begaf Oehlenschläger zich op de weg der romantiek en herschreef de gedichtenbundel waar hij mee bezig was.

 

Oehlenschläger introduceerde in zijn eerste bundel met gedichten versvoeten die in de Deense literatuur van die tijd niet gebruikt werden. Veelal in afwisseling ook binnen de gedichten. Neem bijvoorbeeld de volgende terzine (drieregelige strofe van vijfvoetige jamben) uit Ellehøj (Elvenhoogte) in mijn vertaling:

 

Op hete dag de koele avond volgde                Paa hede Dag den svale Aften fulgte

Er glansde purper op de zwarte takken            Der glimted Purpur bag de sorte Grene

De donkere boerenlaan was heel beschaduwd    Den dunkle Landevei var heel beskygget

 

 

Maar ook versmaten uit het gedicht "De voorspelling van de zieneres" uit het Oudijslandse geschrift de Edda uit de 13e eeuw zijn gebruikt. Regels hebben in deze versmaat maar twee beklemtoningen. Zie als voorbeeld het eerste couplet uit het gedicht Guldhornene (De gouden hoorns) uit de bundel Digte (1803) in mijn vertaling:

 

De higer og søger                Ze dorsten en zoeken

i gamle Bøger,                     in oude boeken.

i oplukte Høie                      Ze graven in hoogten

med speidende Øie,              met spiedende ogen

paa Sværd og Skiolde           naar schild en zwaarden

i muldne Volde,                    in mulle aarde,

paa Runestene                    op runenstenen

blandt smuldnede Bene.        bij bleke gebeenten.

 

Het gedicht handelt over de vondst van twee gouden drinkhoorns in respectievelijk in 1639 en 1734. De hoorns werden tentoongesteld in het koninklijke kabinet en in 1802 door een goudsmit gestolen en omgesmolten. Er zijn nauwkeurige tekeningen bewaard gebleven. Het goud is nooit teruggevonden, de goudsmit wel, hij werd bestraft. Zie voor de hele vertaling de link op Literatuurcanon onder Adam Oehlenschläger.

 

In 1805 verscheen Poetiske Skrifter I-II en in 1807 Nordiske Digte.

Over het algemeen worden deze eerste drie werken als de hoogtepunten beschouwd in het werk van Adam Oehlenschläger.

In zijn eigen tijd werden veel van zijn tragedies met succes opgevoerd, zijn komedies hadden minder succes. Zijn materiaal vond Oehlenschläger in de Scandinavische sages, avontuurlijke vertellingen over koningen en helden uit de tijd van de volksverhuizingen. Oehlenschläger herschiep de vertellingen op zijn eigen wijze in dichtvorm of als toneelstuk. En in de geest van zijn tijd: de Romantiek.

 

Adam Oehlenschläger overleed op 20-01-1850.

 

 

Gebruikte bron: Adam Oehlenschläger, forfætterportret door Lise Præstgaard Andersen op www.adl.dk.

 

Jan Baptist, juni 2007